Serviceuitleg voor JA-181M
Draadloos magneetcontact
Dit product is een onderdeel van het Jablotron 100-serie alarmsysteem. Het is zorgt voor de detectie van het opengaan van een deur, raam, etc. Het kan ook door een aanvullende sensor voorzien worden, met een verbreek- of maakcontact op de uitgang. De detector ook ook gebruikt worden voor de detectie van de manipulatie van een rolluik, indien voorzien van een CT-01 tandwielsensor van rolluikbeweging. Het signaal vanuit de tandwielsensor wordt gefilterd zodat kleine bewegingen van het rolluik bij windstoten onderdrukt worden. De JA-181M detector kan ook met een LD-81 overstromingdetector gebruikt worden.
Installatie
Het product moet door een geschoolde technicus met geldig Jablotron certificaat geïnstalleerd worden. De detector reageert op afstandvergroting van de magneet. De elektronica wordt op het vaste deel van deur (raam) gemonteerd en de magneet op het bewegende deel. Wij adviseren de detector verticaal te installeren. Voorkom plaatsing direct op metalen onderdelen (deze beïnvloeden op negatieve wijze de werking van de magnetische sensor en radiocommunicatie). Als de deur (het raam) van metaal is, installeer de draadloze detector buiten het metalen gedeelte en gebruik voor detectie een externe magnetische opnemer (zie aansluiting van externe opnemer).
Bij de JA-181M zender zijn twee typen magneten in de set mogelijk. De standaardmagneet in een kunststof behuizing (A) en een ringmagneet (B) voor gebruik bij tekort aan ruimte voor de montage, eventueel voor het inboren in deurvleugel of raam. De correcte plaatsing van beide magneten staat afgebeeld op de volgende afbeeldingen, evenals de detectieafstanden (in millimeters) bij afstandvergroting van de magneet over drie bewegingsassen.
Installatie stap voor stap
1. Open het scherm van de detector (door op de klikklem te drukken)
2. Schroef het kunststof achterwandje vast op het vaste deel van deur (raam)
3. Schroef de magneet vast op het bewegende deel, de afstand ervan van de detector mag bij gesloten deur max. 5mm zijn, de onderrand van het plastic etui van de magneet moet op de onderrand van het detectorscherm aansluiten (magneet kan van links of rechts gemonteerd worden)
4. Laat de batterij losgekoppeld en het scherm open. Ga door volgens de installatiehandleiding van de centrale (ontvanger). Basisstappen:
• Schakel de centrale in de service en schakel met de toets 1 de leermodus in
• Sluit de batterij in de detector aan – daarmee leert deze
• De leermodus met de # toets beëindigen
Om aan de norm CSN-EN 50131-2-2 te voldoen moet de invalklem van het scherm door het meegeleverde schroefje vergrendeld zijn.
Als u de detector in de ontvanger leert nadat de batterij al aangesloten was, als eerst deze loskoppelen, dan het schermcontact indrukken en loslaten (de restenergie wordt opgebruikt) en dan pas de leermodus uitvoeren.
Instelschakelaars
Schakelaar 1: MG ON / MG OFF maakt het mogelijk de interne magneetsensor in de detector uit te schakelen (OFF = sensor uit). Het wordt gebruikt in het geval, wanneer alleen de activering van de externe opnemer gemeld moet worden (aangesloten op de aansluitklem).
Schakelaar 2: INST / DELAY bepaalt of de detector op de toegangsweg naar het huis ligt en een uitloop- en inloopvertraging = positie DELAY, verleent. Deze instelling is alleen van betekenis bij gebruik met de Jablotron-centrale met ingestelde reactie NATUR. Als in de centrale van de detector een andere reactie is ingesteld, of u gebruikt de detector met een JA-182N of JA-180N ontvanger, heeft de instelling van de schakelaar geen betekenis.
Na het openen van het scherm reageert de detector altijd met een sabotagesignaal.
Detectie van het open-/dichtgaan
De detector heeft twee werkmodi, geïndiceerd door één resp. twee keer knipperen van het signaallichtje bij het inzetten van de batterij. Één flits betekent dat de detector aan het systeem het open- en dichtgaan meldt (fabrieksinstelling). Zo kan de status van het raam of de deur gevolgd worden. Twee flitsen betekenen dat de detector alleen bij het opengaan (afstandsvergroting van de magneet) reageert.
U schakelt de modus over door de beschermende contactschakelaar van het scherm in te drukken en vast te houden, de batterij in te zetten en de schakelaar 3-5 seconden na het inzetten van de batterij los te laten. De detector knippert dan één of twee keer, afhankelijk van de zojuist gekozen modus.
Aansluiting van externe opnemers
Op de detector kunnen andere externe opnemer(s) aangesloten worden. Zo kan men gelijktijdig meerdere deuren bewaken, eventueel andere sensoren volgen. Ingangen IN2 en TMP reageren op contactverbreking vanuit de gemeenschappelijke GND klem. De IN1 ingang kan met een 1k weerstand gebalanceerd zijn of het reageert op gelijke wijze als IN2 na het loskoppelen van GND (automatische detectie).
IN 1 ingang Bij activering van deze ingang geeft de detector zelfde signaal af als bij de afstandvergroting van de magneet. De ingebouwde magnetische sensor kan met schakelaar 1 uitgezet worden.
De mogelijkheid van een gebalanceerde ingang wordt gebruikt bij aansluiting van de detector op het maakcontact van de uitgang. Door het maken van contact wordt de weerstand overbrugd en daarmee komt de activering.
Voorbeeld van aansluiting externe opnemers met een verbreek- en maakcontact
IN2 ingang Deze ingang is bestemd voor signaal vanuit de rolluiksensor (type CT-01). Het alarmsignaal wordt gezonden, zodra het contact van de rolluikdetector binnen 5 seconden tenminste driemaal verbreekt. Een toevallige contactverbreking (toevallig overspringen van de rolluiksensor door wind) is zodanig gefilterd en er wordt geen alarmsignaal gezonden. Bij contactverbreking voor een periode langer dan 1s wordt sabotagealarm opgeroepen.
Voorbeeld van aansluiting van de IN2 ingang
TMP ingang – bij het verbreken van contact van deze ingang zendt de detector het signaal van het opengaan van het scherm (sabotage).
Let op: als een van de In of TMP ingangen niet gebruikt wordt, moet zijn klem met de GND klem doorverbonden zijn.
Voor de aansluiting van externe detectoren moet een kabel van max. 3m lang gebruikt worden.
Detector testen
Gedurende 15 minuten na het sluiten van het scherm indiceert de detector activering middels het signaallichtje. De Jablotron-centrale kan in de servicemodus het detectorsignaal controleren, inclusief het meten van de signaalkwaliteit.
Batterij in de detector vervangen
Het systeem controleert de batterijstatus en zodra die begint leeg te lopen, informeert de gebruiker (eventueel ook de servicetechnicus). De detector blijft werken en indiceert bovendien de activering met een korte flits van het lichtje. Wij adviseren de batterij binnen 2 weken te vervangen. De batterij wordt door de technicus in de servicemodus vervangen. Na het vervangen van de batterij wordt geadviseerd de werking van de detector te testen.
Als er in de detector een zwakke batterij ingezet is, zal zijn signaallichtje ca 1 min. knipperen. Daarna zal de detector werken, maar zal een leeggelopen batterij melden
Een opgebruikte batterij niet bij het huisafval doen, maar met chemisch afval verwijderen.
Detector uit het systeem nemen
Het systeem meldt een eventueel verlies van de detector. Als u de detector met opzet demonteert, moet u die ook in de centrale wissen.
Technische parameters
Voeding Lithium batterij type LS(T)14500 AA (3,6V / 2,4 Ah)
Typische levensduur batterij ca 3 jaar (max. 20 activeringen/dag)
Communicatieband 868,1 MHz, protocol Jablotron
Communicatiebereik ca 300m (directe zichtbaarheid)
Typische uit/aan afstand mag. sensor zie afb.
Ingangen voor externe sensor IN2 en TMP = verbreeklussen
IN1=eenvoudig gebalanceerde lus
Afmetingen, gewicht elektronica:110 x 31 x 26 mm, 90g
magneet: 56 x 16 x 15 mm
Omgeving conform EN 50131-1 II. binnen, algemeen
Bereik werktemperaturen -10 t/m +40 °C
Classificatie cf. EN 50131-1, EN 50131-2-6, EN 50131-5-3 graad 2
Voldoet verder aan ETSI EN 300220, EN50130-4,
EN55022, EN 60950-1
De detector is ontworpen en gefabriceerd in overeenstemming met de daarop toe te passen bepalingen: Regeringsbesluit nr. 426/2000 Sb., mits gebruikt volgens de bestemming. Originele verklaring van overeenstemming is op www.jablotron.cz in de sectie Advisering (Support) te vinden.
Opmerking: Hoewel dit product geen schadelijke materialen bevat, niet in het huisafval deponeren, maar op de voor elektronische afval bestemde verzamelplaats afgeven.
Installatie
Het product moet door een geschoolde technicus met geldig Jablotron certificaat geïnstalleerd worden. De detector reageert op afstandvergroting van de magneet. De elektronica wordt op het vaste deel van deur (raam) gemonteerd en de magneet op het bewegende deel. Wij adviseren de detector verticaal te installeren. Voorkom plaatsing direct op metalen onderdelen (deze beïnvloeden op negatieve wijze de werking van de magnetische sensor en radiocommunicatie). Als de deur (het raam) van metaal is, installeer de draadloze detector buiten het metalen gedeelte en gebruik voor detectie een externe magnetische opnemer (zie aansluiting van externe opnemer).
Bij de JA-181M zender zijn twee typen magneten in de set mogelijk. De standaardmagneet in een kunststof behuizing (A) en een ringmagneet (B) voor gebruik bij tekort aan ruimte voor de montage, eventueel voor het inboren in deurvleugel of raam. De correcte plaatsing van beide magneten staat afgebeeld op de volgende afbeeldingen, evenals de detectieafstanden (in millimeters) bij afstandvergroting van de magneet over drie bewegingsassen.
Installatie stap voor stap
1. Open het scherm van de detector (door op de klikklem te drukken)
2. Schroef het kunststof achterwandje vast op het vaste deel van deur (raam)
3. Schroef de magneet vast op het bewegende deel, de afstand ervan van de detector mag bij gesloten deur max. 5mm zijn, de onderrand van het plastic etui van de magneet moet op de onderrand van het detectorscherm aansluiten (magneet kan van links of rechts gemonteerd worden)
4. Laat de batterij losgekoppeld en het scherm open. Ga door volgens de installatiehandleiding van de centrale (ontvanger). Basisstappen:
• Schakel de centrale in de service en schakel met de toets 1 de leermodus in
• Sluit de batterij in de detector aan – daarmee leert deze
• De leermodus met de # toets beëindigen
Om aan de norm CSN-EN 50131-2-2 te voldoen moet de invalklem van het scherm door het meegeleverde schroefje vergrendeld zijn.
Als u de detector in de ontvanger leert nadat de batterij al aangesloten was, als eerst deze loskoppelen, dan het schermcontact indrukken en loslaten (de restenergie wordt opgebruikt) en dan pas de leermodus uitvoeren.
Instelschakelaars
Schakelaar 1: MG ON / MG OFF maakt het mogelijk de interne magneetsensor in de detector uit te schakelen (OFF = sensor uit). Het wordt gebruikt in het geval, wanneer alleen de activering van de externe opnemer gemeld moet worden (aangesloten op de aansluitklem).
Schakelaar 2: INST / DELAY bepaalt of de detector op de toegangsweg naar het huis ligt en een uitloop- en inloopvertraging = positie DELAY, verleent. Deze instelling is alleen van betekenis bij gebruik met de Jablotron-centrale met ingestelde reactie NATUR. Als in de centrale van de detector een andere reactie is ingesteld, of u gebruikt de detector met een JA-182N of JA-180N ontvanger, heeft de instelling van de schakelaar geen betekenis.
Na het openen van het scherm reageert de detector altijd met een sabotagesignaal.
Detectie van het open-/dichtgaan
De detector heeft twee werkmodi, geïndiceerd door één resp. twee keer knipperen van het signaallichtje bij het inzetten van de batterij. Één flits betekent dat de detector aan het systeem het open- en dichtgaan meldt (fabrieksinstelling). Zo kan de status van het raam of de deur gevolgd worden. Twee flitsen betekenen dat de detector alleen bij het opengaan (afstandsvergroting van de magneet) reageert.
U schakelt de modus over door de beschermende contactschakelaar van het scherm in te drukken en vast te houden, de batterij in te zetten en de schakelaar 3-5 seconden na het inzetten van de batterij los te laten. De detector knippert dan één of twee keer, afhankelijk van de zojuist gekozen modus.
Aansluiting van externe opnemers
Op de detector kunnen andere externe opnemer(s) aangesloten worden. Zo kan men gelijktijdig meerdere deuren bewaken, eventueel andere sensoren volgen. Ingangen IN2 en TMP reageren op contactverbreking vanuit de gemeenschappelijke GND klem. De IN1 ingang kan met een 1k weerstand gebalanceerd zijn of het reageert op gelijke wijze als IN2 na het loskoppelen van GND (automatische detectie).
IN 1 ingang Bij activering van deze ingang geeft de detector zelfde signaal af als bij de afstandvergroting van de magneet. De ingebouwde magnetische sensor kan met schakelaar 1 uitgezet worden.
De mogelijkheid van een gebalanceerde ingang wordt gebruikt bij aansluiting van de detector op het maakcontact van de uitgang. Door het maken van contact wordt de weerstand overbrugd en daarmee komt de activering.
Voorbeeld van aansluiting externe opnemers met een verbreek- en maakcontact
IN2 ingang Deze ingang is bestemd voor signaal vanuit de rolluiksensor (type CT-01). Het alarmsignaal wordt gezonden, zodra het contact van de rolluikdetector binnen 5 seconden tenminste driemaal verbreekt. Een toevallige contactverbreking (toevallig overspringen van de rolluiksensor door wind) is zodanig gefilterd en er wordt geen alarmsignaal gezonden. Bij contactverbreking voor een periode langer dan 1s wordt sabotagealarm opgeroepen.
Voorbeeld van aansluiting van de IN2 ingang
TMP ingang – bij het verbreken van contact van deze ingang zendt de detector het signaal van het opengaan van het scherm (sabotage).
Let op: als een van de In of TMP ingangen niet gebruikt wordt, moet zijn klem met de GND klem doorverbonden zijn.
Voor de aansluiting van externe detectoren moet een kabel van max. 3m lang gebruikt worden.
Detector testen
Gedurende 15 minuten na het sluiten van het scherm indiceert de detector activering middels het signaallichtje. De Jablotron-centrale kan in de servicemodus het detectorsignaal controleren, inclusief het meten van de signaalkwaliteit.
Batterij in de detector vervangen
Het systeem controleert de batterijstatus en zodra die begint leeg te lopen, informeert de gebruiker (eventueel ook de servicetechnicus). De detector blijft werken en indiceert bovendien de activering met een korte flits van het lichtje. Wij adviseren de batterij binnen 2 weken te vervangen. De batterij wordt door de technicus in de servicemodus vervangen. Na het vervangen van de batterij wordt geadviseerd de werking van de detector te testen.
Als er in de detector een zwakke batterij ingezet is, zal zijn signaallichtje ca 1 min. knipperen. Daarna zal de detector werken, maar zal een leeggelopen batterij melden
Een opgebruikte batterij niet bij het huisafval doen, maar met chemisch afval verwijderen.
Detector uit het systeem nemen
Het systeem meldt een eventueel verlies van de detector. Als u de detector met opzet demonteert, moet u die ook in de centrale wissen.
Technische parameters
Voeding Lithium batterij type LS(T)14500 AA (3,6V / 2,4 Ah)
Typische levensduur batterij ca 3 jaar (max. 20 activeringen/dag)
Communicatieband 868,1 MHz, protocol Jablotron
Communicatiebereik ca 300m (directe zichtbaarheid)
Typische uit/aan afstand mag. sensor zie afb.
Ingangen voor externe sensor IN2 en TMP = verbreeklussen
IN1=eenvoudig gebalanceerde lus
Afmetingen, gewicht elektronica:110 x 31 x 26 mm, 90g
magneet: 56 x 16 x 15 mm
Omgeving conform EN 50131-1 II. binnen, algemeen
Bereik werktemperaturen -10 t/m +40 °C
Classificatie cf. EN 50131-1, EN 50131-2-6, EN 50131-5-3 graad 2
Voldoet verder aan ETSI EN 300220, EN50130-4,
EN55022, EN 60950-1
De detector is ontworpen en gefabriceerd in overeenstemming met de daarop toe te passen bepalingen: Regeringsbesluit nr. 426/2000 Sb., mits gebruikt volgens de bestemming. Originele verklaring van overeenstemming is op www.jablotron.cz in de sectie Advisering (Support) te vinden.
Opmerking: Hoewel dit product geen schadelijke materialen bevat, niet in het huisafval deponeren, maar op de voor elektronische afval bestemde verzamelplaats afgeven.